Dansmakers Amsterdam
Inleiding
Dansmakers Amsterdam (DMA) is een ontwikkel- en productiehuis met podium, waar makers zich kunnen ontplooien tot zelfstandige kunstenaars met een eigen signatuur. De zakelijk leiding is in handen van Hedi Legerstee. Als (co)producent realiseert DMA samen met dansmakers voorstellingen die naar eigen zeggen het potentieel hebben om de discipline te verrijken. DMA helpt dansmakers aan praktische kennis, een (inter)nationaal netwerk en afzetmogelijkheden, en begeleidt hen bij het ontwikkelen van een duurzaam carrièreperspectief en bij het optimaliseren van hun cultureel ondernemerschap. Bij DMA worden naast de voorstellingen van de eigen makers ook voorstellingen van verwante choreografen en partnerinstellingen gespeeld. De instelling organiseert tevens activiteiten die het inhoudelijk discours kunnen bevorderen zoals lezingen, nagesprekken en workshops.
Voor de presentatie en afzet van producties buitenshuis zet DMA zich naar eigen zeggen in voor de makers via de lokale, nationale en internationale netwerken. DMA organiseert zelfstandig of met partners als het Moving Futures Netwerk en Aerowaves, diverse tournees, festivals en ontmoetingen.
In de periode 2017-2020 richt DMA zich op de verdere ontwikkeling van makers die niet meer als ‘jonge makers’ worden gekwalificeerd. Deze mid-careers missen volgens de aanvrager de continuïteit en de organisatie om alleen stand te houden. DMA heeft drie makers geselecteerd die in de komende periode als associated artist onder de vleugels van DMA zullen produceren en samenwerken. Deze makers hebben volgens het productiehuis meerdere voorstellingen met succes gerealiseerd en een eigen team om zich heen verzameld. De meerjarige aanvraag betreft het werk van Marie Goeminne, Cecilia Moisio en Liat Waysbort. Volgens DMA vormen deze makers een geëngageerd drieluik. Goeminne, Moisio en Waysbort houden zich volgens de aanvrager bezig met het onthullen van emotionele, maatschappelijke of sociologische kanten van de mens. Ze werken vanuit universele thema’s en zetten deze op eigen wijze om in dans. De drie makers werken naar eigen zeggen vanuit een eigen signatuur, visie en theatrale taal.
DMA zal voor de drie geselecteerde associated artists optreden als uitvoerend producent en zet zijn (inter)nationale netwerk in voor marketing en de afzet van de producties. Daarnaast draagt het productiehuis de eindverantwoordelijkheid voor het budget en de financiële administratie. De makers werken ieder met een eigen productieleider. Voor de promotie en publiciteit zal een medewerker worden aangetrokken.
DMA hecht naar eigen zeggen veel waarde aan verbinding en samenwerking met partners. Zo werkt het onder andere samen met Julidans, ICKamsterdam, Cinedans, ISH en Muziekgebouw aan ’t IJ. De opgebouwde netwerken als het nationale netwerk Moving Futures en de internationale netwerken Aerowaves en European Dancehouse Network zijn voor de drie geselecteerde choreografen toegankelijk. Voor de verkoop van de voorstellingen wordt gewerkt met Bureau Berbee.
In de periode 2017-2020 speelt Dansmakers Amsterdam 341 voorstellingen per jaar. Het gevraagde subsidiebedrag is 185.000 euro.
Historie
Dansmakers Amsterdam ontvangt in de periode 2013-2016 geen structurele subsidie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of het Fonds Podiumkunsten.
Er is door Dansmakers Amsterdam onder meer beeld- en/of geluidsmateriaal opgestuurd van de voorstellingen ‘Please me Please’, ‘Wie je ook bent’, ‘L.O.V.E.’ en ‘Moving Futures 2015’.
Artistieke kwaliteit
De commissie beoordeelt de artistieke kwaliteit als voldoende.
Zij kent Dansmakers Amsterdam als productiehuis dat door de jaren heen vele makers heeft ondersteund. De commissie spreekt zich positief uit over de toegankelijkheid van de organisatie en de ambitieuze houding ten opzichte van het ontwikkelen, produceren en presenteren van het werk van jonge talentvolle dansmakers. Dit blijkt volgens haar uit de diverse activiteiten die DMA in de afgelopen jaren binnen een stevig netwerk heeft georganiseerd.
De commissie heeft waardering voor het feit dat DMA de komende jaren de rol wil vervullen van artistiek producent en dat het ernaar streeft een drietal makers te begeleiden naar een zelfstandige positie binnen het professionele veld. Zij plaatst evenwel kanttekeningen bij de keuzes die DMA maakt voor de choreografen wier werk het de komende jaren als producent wil uitbrengen. Zo is zij van mening dat Marie Goeminne, Cecilia Moisio en Liat Waysbort in verschillende fases van hun ontwikkeling zitten. De commissie constateert dat DMA niet ingaat op deze verschillen en stelt vast dat Marie Goeminne en Liat Waysbort al sinds respectievelijk 2000 en 2001 werkzaam zijn als choreograaf, terwijl Cecilia Moisio nog als beginnende maker opereert. Het bevreemdt de commissie dan ook dat DMA de makers wat betreft hun ontwikkeling allen presenteert als mid-careers, die als start-ups in de markt zullen worden gezet. De commissie is daarnaast van mening dat het werk van de makers ook sterk verschilt als het gaat om artistieke kwaliteit. In de afgelopen jaren hebben de choreografen alle drie een eigen fysieke beeldtaal ontwikkeld, die getuigt van vakmanschap. De zeggingskracht van de voorstellingen die Goeminne en Waysbort hebben geproduceerd, vindt de commissie evenwel wisselend. De kritiek van de commissie richt zich vooral op de soms matige dramaturgische spanningsopbouw van het werk, evenals de wisselvallige kwaliteit van het bewegingsmateriaal. Over de oorspronkelijkheid van het theatrale werk van Cecilia Moisio is de commissie positief. Tegelijk constateert zij dat haar ontwikkeling zich nog in een pril stadium bevindt. In dat verband is de commissie van mening dat de artistieke signatuur van Moisio nog in onvoldoende mate is uitgekristalliseerd.
De commissie staat positief tegenover het voornemen van de aanvrager om vanaf de periode 2017-2020 binnen DMA een soort platform te ontwikkelen, waar jonge makers zich voor een langere periode aan kunnen verbinden. DMA heeft inmiddels ruime ervaring in het begeleiden van beginnende makers, maar reflecteert volgens de commissie te weinig op de artistiek inhoudelijke invulling die het wil geven aan de kerntaken op het gebied van ontwikkelen, produceren en presenteren van de makers. Zij krijgt dan ook de indruk dat Dansmakers Amsterdam als producerende partij hoofdzakelijk faciliterend op zal treden en niet als artistieke partner die de makers inhoudelijke ondersteuning kan bieden bij het ontwikkelen van nieuw werk. De commissie is van mening dat de thematische uitgangspunten die DMA in de aanvraag formuleert mooi aansluiten bij de artistieke signatuur van de makers, maar zij is tegelijkertijd kritisch over het feit dat DMA geen beeld schetst van de verwachtingen van de makers ten aanzien van dit vierjarige traject.
Ondernemerschap
De commissie beoordeelt het ondernemerschap als zwak.
Zij constateert dat Dansmakers Amsterdam financieel gezond is en beschikt over een stabiel eigen vermogen. De commissie is evenwel van mening dat de financiële onderbouwing van de artistieke plannen niet overtuigt. Zij stelt vast dat de begroting is gebaseerd op het totale aantal activiteiten dat DMA in de periode 2017-2020 wil realiseren, terwijl er bij het Fonds wordt aangevraagd voor 44 voorstellingen per jaar van in totaal drie makers. De commissie noemt de financiële plannen onoverzichtelijk opgesteld, omdat de aanvrager geen onderscheid maakt tussen de totale financiering van DMA en de financiering van de makers. Daarnaast ontbreekt een stevige onderbouwing bij de begroting, waardoor de financiering van de drie makers voor de commissie weinig inzichtelijk is gemaakt.
De commissie merkt op dat de totale eigen inkomsten zullen stijgen van 404.854 euro in 2015 naar gemiddeld 704.690 euro per jaar voor de periode 2017-2020. Deze forse toename komt voort uit een stijging van inkomsten uit private fondsen, totale publieksinkomsten en vergoedingen van de coproducent. Dit wordt volgens de commissie summier onderbouwd. Zij is er dan ook niet op voorhand van overtuigd dat deze geraamde inkomsten realistisch zijn. Zo constateert zij dat er vanuit private fondsen een bedrag van 111.000 euro is begroot. Zij vindt het opmerkelijk dat in het plan vervolgens niet wordt toegelicht op welke wijze dit bedrag zal worden verkregen en voor welke activiteiten dit bedrag is begroot.
Daarnaast stelt de commissie vast dat als vergoeding van de coproducent een bedrag van 128.881 euro wordt opgevoerd, waarvan 70.000 euro afkomstig is van Dansgroep Amsterdam voor het Moving Forward-traject en het Talent on the Edge-traject. Omdat in de artistieke plannen niet wordt ingegaan op de inhoud van deze trajecten en omdat niet wordt toegelicht of de makers van Next Level onderdeel vormen van deze trajecten, is het de commissie niet duidelijk of dit bedrag een deel vormt van de financiering van de drie makers.
Hoewel er volgens de commissie sprake is van een mooie financieringsmix, is het haar niet duidelijk wat het totale bedrag is dat wordt aangevraagd voor de makers en hoeveel de individuele maker voor de gemiddeld vijftien voorstellingen per jaar nog met zijn eigen stichting moet aanvragen bij private fondsen om de financiering rond te kunnen krijgen. Hoewel de commissie van mening is dat Dansmakers Amsterdam veel ervaring heeft met het begeleiden van beginnende makers, is het is niet duidelijk of en op welke manier DMA de makers zal ondersteunen in het aanvragen van aanvullende financiering. Zij noemt het daarnaast opvallend, dat DMA stelt dat voor een aantal van de voorstellingen door partners inmiddels een financiële basis beschikbaar is gesteld, maar dat DMA in het plan vervolgens niet toelicht om welk bedrag het gaat, voor welke maker(s) en productie(s) deze bijdrage bedoeld is en van welke partners deze bijdrage afkomstig is.
De commissie constateert dat de aanvrager in het plan geen strategie heeft geformuleerd om tegenvallers op te vangen. Gezien het feit dat DMA werkt met mid-career makers met weinig tot redelijke landelijke bekendheid, ziet de commissie het als een realistisch scenario dat de makers met hun stichting de financiering van hun producties niet rond krijgen of dat de publieksinkomsten bij een productie tegenvallen. Zij vindt het dan ook een gemis dat een productiehuis als DMA, dat werkt met jonge en mid-career makers, hier in het plan niet op ingaat.
Pluriformiteit
De commissie beoordeelt de bijdrage aan de pluriformiteit als ruim voldoende.
Zij plaatst het werk van Cecilia Moisio, Marie Goeminne en Liat Waysbort binnen het genre van de hedendaagse/moderne/conceptuele dans, dat ruim vertegenwoordigd is binnen het Nederlandse dansaanbod. Door de theatrale aard van een aantal van de voorgenomen voorstellingen vertoont het werk naar haar mening overeenkomsten met de performancekunst. Op grond hiervan concludeert de commissie dat Dansmakers Amsterdam een aanzienlijke bijdrage levert aan de pluriformiteit van het dansaanbod, maar hierin niet uniek is.
Geografische spreiding
De commissie beoordeelt de bijdrage aan de geografische spreiding als ruim voldoende.
Dansmakers Amsterdam is gevestigd in Amsterdam waar het podiumkunstenaanbod groot is. Verder constateert de commissie dat DMA in de periode 2013-2015 veel heeft gespeeld in Amsterdam. In vergelijking met andere podiumkunstinstellingen heeft DMA ook een substantieel aandeel voorstellingen in andere steden en regio’s gespeeld. In de komende periode staat de aanvrager een vergelijkbare spreiding van de voorstellingen voor ogen. Om die reden vindt de commissie dat DMA een redelijke bijdrage levert aan de spreiding.
Bijdrage talentontwikkeling
Niet van toepassing.
Conclusie
De commissie adviseert de aanvraag van Dansmakers Amsterdam niet te honoreren.
Aangevraagd bedrag per jaar
185.000
Geadviseerd bedrag per jaar
0
Toegekend bedrag per jaar
0
Aangevraagd bedrag per jaar
185.000
Geadviseerd bedrag per jaar
0
Toegekend bedrag per jaar
0