Dood Paard
Inleiding
Dood Paard is een in Amsterdam gevestigd theatercollectief waarvan de vaste artistieke kern bestaat uit Gillis Biesheuvel, Kuno Bakker en Manja Topper. De zakelijk leider is Thomas Royé. Het autonome gezelschap werkt als een collectief, waarbij de toneelspelers zelf zorgdragen voor de dramaturgie, het regieconcept en de vormgeving. Het werk dat de groep maakt, heeft altijd een politieke of maatschappelijke bedding. Het is een reflectie op de samenleving en een dialoog met de toeschouwer. Dood Paard typeert zichzelf als innovatief, experimenteel en geëngageerd. In de wetenschap dat andere gezelschappen het wereldrepertoire in ongeschonden staat ensceneren, neemt Dood Paard de vrijheid om een ontmantelde en ontregelende versie te maken, waarbij hij zijn visie op de actualiteit geeft. Het collectief wil bijdragen aan de discussie over de steeds zakelijker wordende samenleving waarin weinig ruimte is voor empathie. De makers hechten veel waarde aan de ontwikkeling van nieuw Nederlands repertoire.
Het werk van Dood Paard gaat de komende vier jaar nog nadrukkelijker over maatschappelijke thema’s die een grote invloed hebben op de samenleving. In de periode 2017-2020 gaat het theatercollectief diverse voorstellingen (co)produceren. 'Het raadsel van alles wat leeft' wordt een theatrale, muzikale en natuurwetenschappelijke komedie over de evolutie, voor iedereen vanaf 11 jaar. De basis wordt gevormd door een bewerking van het gelijknamige boek van Jan Paul Schutten. Met 'Art' van Yasmina Reza wordt een Franstalige tournee gedaan in Frankrijk en Canada. 'Poquelin II' wordt een coproductie met tg Stan en Arsenaal/Lazarus uit Mechelen (België). Het vertrekpunt van deze voorstelling vormt het oeuvre van Molière. Dood Paard gaat in 2017 ook aan de slag met 'Victor of de kinderen aan de macht' van Roger Vitrac. De voorstelling gaat over egocentrisme en hypocrisie, over vertrutting en moralisering, over vroegrijpe kinderen en bekrompen volwassenen.
Voor 'Matglazen vensters', in samenwerking met Female Economy, schrijft Rob de Graaf een vervolg op 'Eiland' (2015). Dit is een stuk over een echtpaar dat willoos meebeweegt op de stroom van ‘het systeem’ en geconfronteerd wordt met een manipulatieve zoon die stellingname afdwingt. 'Enter' is een coproductie met het Toneelhuis in Antwerpen en zal gaan over de zoektocht naar culturele en persoonlijke identiteit en in hoeverre die onze kijk op de ander bepaalt. 'Pensioencontinent Europa' van Joachim Robbrecht wordt een coproductie met NTGent. Zes gepensioneerden zitten bij elkaar in een commercieel verzorgingstehuis op Malta: een eiland aan de rand van Europa dat wordt overspoeld door vluchtelingen, dubieuze zakenlieden en toeristen. Het stuk onderzoekt en toont de arrogantie van de oude Europeaan die zichzelf halsstarrig blijft zien als de bron van alle beschaving. Voor 2019 en 2020 heeft Dood Paard ook concrete plannen: 'Aysel en het Slotervaartziekenhuis' gaat over de roerige geschiedenis van dit ziekenhuis en speelt op locatie in Amsterdam Nieuw-West.
De muziektheatervoorstelling 'Paraula' is een samenwerking met componist Maarten Ornstein en zangeres Jeannine Valeriano en komt voort uit eerdere hoorspelprojecten en improvisatieavonden, in samenwerking met concertzaal Splendor. De productie 'Honger' maakt Dood Paard in samenwerking met de Voedselbank. Thema’s in dit stuk zijn: de terugtrekkende overheid die basale zorg steeds minder tot haar verantwoordelijkheden rekent, de opkomst van de filantroop en de overproductie van voedsel. Enver Husicic schrijft 'Filantrokapitalisten', waarin wordt ingegaan op de vraag of het gewenst is dat miljardairs zoals Bill Gates en Mark Zuckerberg hun kapitaal inzetten om de wereld te verbeteren.
In de periode 2017-2020 speelt Dood Paard honderd voorstellingen per jaar. Het gevraagde subsidiebedrag is 342.500 euro.
Historie
Dood Paard ontvangt in de periode 2013-2016 een structurele subsidie van het Fonds Podiumkunsten in het kader van de meerjarige activiteitenregeling 2013-2016.
Het Fonds volgt de door haar meerjarig gesubsidieerde instellingen door meerdere adviseurs de voorstellingen en/of concerten te laten bezoeken. In de periode 2013-2016 hebben adviseurs van het Fonds acht voorstellingen van acht verschillende producties van Dood Paard bezocht.
Artistieke kwaliteit
De commissie beoordeelt de artistieke kwaliteit als goed.
De commissie kent Dood Paard als een collectief met een eigenzinnige signatuur, dat zich manifesteert in radicale bewerkingen van teksten uit het wereldtoneelrepertoire of in nieuwe teksten die in opdracht zijn geschreven. De kwaliteit van de makers/spelers en van de (gast)acteurs met wie de producties worden ontwikkeld, vindt de commissie vaak van hoog niveau. Geslaagde producties uit de afgelopen periode zijn in de ogen van de commissie ‘Wie is er bang voor Virginia Woolf’ en ‘Macbain’. De voorstellingen hebben veel zeggingskracht, doordat de bewerkingen origineel en doeltreffend zijn en het acteerwerk aansprekend en sterk. Minder geslaagd vindt de commissie ‘Thebe’, waarin de twee acteurs nadrukkelijk op én met de grens van werkelijkheid en fictie spelen. Daardoor brengen zij weliswaar een nadrukkelijke verbinding met het publiek tot stand, maar de zeggingskracht blijft beperkt, omdat deze productie te veel in een louter rationeel spel met fictie en realiteit blijft steken.
De commissie constateert dat Dood Paard een inhoudelijk steviger koers wil varen. Die blijkt overtuigend uit de gekozen thema’s en vertrekpunten. Dood Paard wil zich de komende periode meer dan voorheen richten op maatschappelijke thema’s die een grote invloed op de samenleving hebben. De inhoudelijk uitgangspunten van een aantal van de geplande producties maken een zeer actuele, urgente en aansprekende indruk. Dit geldt bijvoorbeeld voor ‘Pensioencontinent Europa’, waarin links worden gelegd met de Europese politiek en de globalisering van de economie. Het geldt ook voor de productie ‘Honger’, die samen met betrokkenen van de Voedselbank wordt ontwikkeld. De commissie is ook enthousiast over de plannen voor producties als ‘Enter’ en ‘Aysel en het Slotervaartziekenhuis’, aangezien het gezelschap hiermee onderwerpen kiest die ook cultureel diverse publieksgroepen kunnen aanspreken. Dood Paard werkt hierin bovendien samen met maatschappelijke instellingen, waarbij het collectief verbindingen legt tussen zijn theaterwerk en de samenleving. De commissie plaatst wel een kanttekening bij de uitwerking van sommige thema’s en producties. Deze is soms wat beperkt. De zoektocht naar een culturele en persoonlijke identiteit in ‘Enter’ vindt de commissie relevant als uitgangspunt. Zij vraagt zich wel af waarom en vooral hoe de wederzijdse ervaringen vorm zullen krijgen in een voorstelling. Dood Paard licht dit in de plannen te beperkt toe. Ook bij het project ‘Paraula’ met componist Maarten Ornstein en met Jeannine Valeriano is sprake van een prikkelend uitgangspunt. Toch wordt niet duidelijk hoe Dood Paard hier een oorspronkelijke voorstelling met voldoende zeggingskracht kan maken.
Ondernemerschap
De commissie beoordeelt het ondernemerschap als ruim voldoende.
Dood Paard is een stabiele, goed functionerende organisatie. Sinds 2013 heeft Dood Paard zijn financiële positie jaar op jaar duidelijk verbeterd. Eind 2015 is er een behoorlijk eigen vermogen opgebouwd, waardoor de organisatie in staat is om eventuele financiële tegenvallers op te vangen.
Voor de komende jaren heeft Dood Paard een groei in de exploitatie voor ogen. De organisatie wil onder meer investeren in de beschikbare voorbereidingstijd voor de producties. Zij wil de stijgende kosten dekken door de eigen inkomsten uit verschillende bronnen te verhogen en door meer gemeentelijke subsidie te vragen. De commissie vindt dat Dood Paard de inkomsten goed spreidt over de verschillende bronnen. Een aanzienlijk deel daarvan komt uit coproductiebijdragen. Daarnaast verwacht het gezelschap dat het aanmerkelijk meer sponsorinkomsten kan realiseren, omdat het zijn voorstellingen baseert op aansprekende maatschappelijk thema’s. In de ogen van de commissie is dit een ondernemend vertrekpunt, maar ontbreekt het in de aanvraag aan een doordachte visie of strategie, waarmee Dood Paard echt aannemelijk maakt dat het de extra inkomsten kan genereren. De commissie merkt op dat dit ook geldt voor de verwachte inkomsten uit private fondsen.
Dood Paard zet voor de verhoging van de eigen inkomsten tevens in op meer publieksinkomsten. De groep wil deze realiseren door in Nederland meer op festivals te spelen en zich te presenteren in de grote zaal. De verhoging is in de ogen van de commissie substantieel en lijkt haar ook haalbaar. Wel constateert zij dat titels van producties nog niet aan specifieke festivals worden gekoppeld. De begroting laat verder zien dat de gemiddelde inkomsten uit het buitenland per voorstelling zullen dalen ten opzichte van de afgelopen jaren. De commissie vindt deze behoudende begrotingswijze verstandig, hoewel zij van oordeel is dat juist uit de Europese grotezaaltournee met NTGent méér opbrengsten uit het buitenland moeten kunnen komen.
De beoogde groei van het aantal toeschouwers is in de ogen van de commissie realistisch met het oog op het spelen in de grote zaal. Maar de commissie is er niet van overtuigd, dat Dood Paard ook nieuw publiek aan zich zal weten te binden. Bij de geplande producties noemt het gezelschap specifieke publieksgroepen. Maar die zijn veelal zo specifiek, dat daarmee waarschijnlijk niet een blijvende verbinding tot stand kan worden gebracht. Meer vertrouwen heeft de commissie in de werving van nieuwe publiek bij de producties ‘Enter’ en ‘Aysel en het Slotervaartziekenhuis’, omdat de thema’s diverse voor Dood Paard nieuwe doelgroepen zullen aanspreken. Ook hierbij ontbreekt echter nog een eigen visie of strategie voor de publieksbenadering.
Pluriformiteit
De bijdrage aan de pluriformiteit beoordeelt de commissie als neutraal.
Dood Paard produceert teksttheater waarvan het aanbod op de Nederlandse podia en festivals al ruim vertegenwoordigd is, zowel door instellingen in de Basisinfrastructuur als in het vrije circuit. De commissie vindt dat het werk van Dood Paard zich binnen dat brede aanbod van teksttheater niet wezenlijk meer onderscheidt. Zijn ooit vernieuwende theatrale onderzoek en de speelstijl die daaruit voortvloeide, heeft inmiddels bij meerdere gezelschappen navolging gekregen, waardoor er geen sprake meer is van een bijdrage aan de pluriformiteit.
Geografische spreiding
De commissie beoordeelt de bijdrage aan de geografische spreiding als voldoende.
Dood Paard is in Amsterdam gevestigd, waar het podiumkunstenaanbod zeer groot is. Verder constateert de commissie dat Dood Paard in de periode 2013-2015 regelmatig heeft gespeeld in Amsterdam en dat het collectief daarnaast een substantieel aandeel voorstellingen heeft gespeeld in andere steden en regio’s. In de komende periode staat de aanvrager een vergelijkbare spreiding van de voorstellingen voor ogen. Op basis hiervan vindt de commissie dat Dood Paard een beperkte bijdrage levert aan de spreiding.
Bijdrage talentontwikkeling
Niet van toepassing.
Conclusie
De commissie adviseert de aanvraag van Dood Paard te honoreren voor zover het budget dat toelaat.
Aangevraagd bedrag per jaar
342.500
Geadviseerd bedrag per jaar
gemiddeld aantal uitvoeringen per jaar
bedrag per uitvoering
Circuit klein/middel
93
2.500
232.500
Circuit groot
7
5.000
35.000
Basisbedrag
75.000
Bijdrage talentontwikkeling
0
Totaal geadviseerd bedrag per jaar
342.500
Toegekend bedrag per jaar
342.500
Aangevraagd bedrag per jaar
342.500
Circuit klein/middel
232.500
Circuit groot
35.000
Basisbedrag
75.000
Totaal geadviseerd bedrag per jaar
342.500
Toegekend bedrag per jaar
342.500
** Alsnog toegekend in 2017