Het Internationaal Danstheater
Inleiding
Sinds zijn oprichting in 1961 presenteert het Internationaal Danstheater naar eigen zeggen bijzondere dansvoorstellingen met livemuziek, geïnspireerd door en gebaseerd op tradities, rituelen en dansculturen van alle continenten. Vanaf 2011 is het Internationaal Danstheater op artistiek-inhoudelijk en organisatorisch gebied ingrijpend gereorganiseerd, waarbij de oude gezelschapsstructuur is afgebroken en een nieuwe infrastructuur is opgebouwd. In de periode vanaf 2013 is het gezelschap blijven produceren zonder structurele subsidies van Rijk en gemeente Amsterdam. De directie wordt gevoerd door Sophie Lambo (directeur) en Jan Linkens (artistiek intendant).
Naar eigen zeggen onderscheidt het Internationaal Danstheater zich met zijn artistieke concept van andere dansgezelschappen in zowel genre, presentatievorm als publieksbereik. Het gezelschap wil voorstellingen maken over thema’s die in een cultureel diverse samenleving de gemoederen beroeren en wil zo een bijdrage leveren aan samenhang en onderling begrip. Het gezelschap vindt het belangrijk dat het werk zowel artistieke waarde als maatschappelijke impact heeft en dat het bijdraagt aan de ontwikkeling van een dansrepertoire waarin de Nederlandse bevolking zich herkent. Danstradities van vaak eeuwenoude culturen vormen de inspiratiebron voor innovatieve dansproducties met livemuziek. Door hun aard, thematiek en invulling trekken de voorstellingen bewust een breed en divers publiek, aldus het Internationaal Danstheater.
In de periode 2017-2020 zet het gezelschap in op consolidatie van het aantal bezoekers en voorstellingen dat in de afgelopen jaren is gerealiseerd. Tegelijkertijd streeft het naar artistiek-inhoudelijke verdieping en verdere ontwikkeling door nieuwe choreografen en dansers met diverse etnische achtergronden aan te trekken. Daarbij gaat het om makers met een aansprekende staat van dienst in de moderne dans die affiniteit hebben met het werken vanuit danstradities, zoals Lloyd Marengo, Neel Verdoorn, Annabelle Lopez Ochoa, Corneliu Ganea, Marguerite Donlon en Ederson Rodrigues Xavier. Daarnaast werkt het Internationaal Danstheater met solisten en ensembles die vanwege hun achtergrond zijn gespecialiseerd in de thematiek van de producties. Daarbij gaat het onder meer om Micha Molthoff, Izaline Calister en het Göksel Yilmaz Ensemble.
De producties van het Internationaal Danstheater worden in eigen beheer geproduceerd en verkocht. Coproducenten voor de komende jaren zijn onder meer Dancing on the Edge, ITs Festival en Holland Dance Festival. Voor de verkoop van het aanbod voor de jeugd wordt samengewerkt met Frontaal Theaterbureau. Bij de ontwikkeling van nieuwe werk betrekt het Internationaal Danstheater ook beginnende choreografen die zich succesvol hebben weten te manifesteren binnen InsiDe-Out, het talentontwikkelingsprogramma van het gezelschap. Met dit programma biedt het gezelschap de komende jaren behalve ruimte voor de eigen dansers ook ruimte voor choreografen van buitenaf om hun choreografietalent te ontwikkelen.
In de periode 2017-2020 speelt het Internationaal Danstheater honderd voorstellingen per jaar. Het gevraagde subsidiebedrag is 527.500 euro.
Historie
Het Internationaal Danstheater ontvangt in de periode 2013-2016 geen structurele subsidie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of van het Fonds Podiumkunsten.
Er is door het Internationaal Danstheater onder meer beeld- en/of geluidsmateriaal opgestuurd van de voorstellingen ‘Silent Songs’, ‘Boma’, ‘Si-Lin’ en ‘Crazy Blues’.
Artistieke kwaliteit
De commissie beoordeelt de artistieke kwaliteit als voldoende.
De commissie constateert dat het Internationaal Danstheater in de afgelopen jaren nadrukkelijk heeft gestreefd naar de ontwikkeling van een nieuwe artistieke koers. Zij stelt evenwel vast dat het hierin slechts ten dele is geslaagd. Afgezien van het vakkundig gemaakte werk van choreografe Neel Verdoorn, zijn de voorstellingen van het Internationaal Danstheater wisselend van niveau. Hoewel doorgaans sprake is van professioneel uitgevoerde en goed vormgegeven producties, noemt de commissie vooral de uitwerking van de gekozen thematiek weinig interessant. De meeste voorstellingen kenmerken zich naar haar mening door een nogal voorspelbare en oppervlakkige invulling van een vast voorstellingsformat, waarbij een internationaal bekende muziek- en dansstijl uit een specifieke cultuur of traditie het uitgangspunt vormt. Hierdoor ontbeert een belangrijk deel van het werk zeggingskracht, aldus de commissie.
Het beleidsplan van het Internationaal Danstheater voor de periode 2017-2020 gaat volgens de commissie voort op de weg die het gezelschap enige jaren geleden is ingeslagen. Zij noemt het positief dat Jan Linkens zich de komende jaren zal concentreren op zijn rol als artistiek intendant en dat het gezelschap ruimte wil bieden aan nieuwe choreografen. Op basis van de namen die het gezelschap in het plan noemt, stelt de commissie evenwel vast dat deze groep nieuwe choreografen onevenwichtig is samengesteld, vooral op het gebied van vakmanschap en ervaring. Ook mist zij een overtuigende onderbouwing voor de gemaakte keuzes, waardoor het niet duidelijk is hoe deze makers zullen bijdragen aan de verdere ontwikkeling van de artistieke signatuur van het gezelschap.
De commissie vindt het positief dat het Internationaal Danstheater wil aansluiten bij de multiculturele samenleving van Nederland door eigentijdse voorstellingen uit te brengen met wereldculturen als bron van inspiratie. Over de uitwerking is de commissie minder positief. De in de aanvraag genoemde producties sluiten hierop aan door hun gebruik van dansstijlen en genres zoals tango, Afrikaanse dans, streetdance en dansen uit de volkscultuur van Curaçao. Omdat de plannen niet ingaan op de inhoudelijke thema’s die het Internationaal Danstheater wil behandelen, is de commissie er niet van overtuigd dat het werk voldoende gelaagdheid zal vertonen. Dit is des te meer een gemis omdat het gezelschap in de aanvraag zelf aangeeft dat zijn producties naast een artistieke waarde ook een maatschappelijke impact hebben. Dat de producties het publiek zullen confronteren met zijn eigen belevingswereld. Door de geringe focus op de (historische) sociale context van de te gebruiken inspiratiebronnen, blijft volgens de commissie eveneens onderbelicht waar voor het Internationaal Danstheater zélf de essentie ligt in de vertaling van traditie naar actualiteit. Hierdoor bieden de plannen haar onvoldoende aanknopingspunten om er vertrouwen in de hebben dat het werk in de komende jaren zal winnen aan zeggingskracht.
Ondernemerschap
De commissie beoordeelt het ondernemerschap als voldoende.
Hoewel het Internationaal Danstheater in de afgelopen periode geen meerjarige subsidie heeft ontvangen van het Fonds Podiumkunsten of de gemeente Amsterdam, is de instelling in financieel opzicht gezond. Dit heeft voor een belangrijk deel te maken met het feit dat het gezelschap in 2013 na de beëindiging van zijn structurele subsidie heeft kunnen blijven produceren met behulp van frictiegelden en inkomsten uit de verkoop van de eigen Doelenzaal in Amsterdam. De commissie mist hier evenwel een reflectie op.
Uit de plannen blijkt volgens de commissie dat het Internationaal Danstheater ernaar streeft in de komende periode de huidige begroting te consolideren. De financiële basis bestaat vanaf 2017 voor een belangrijk deel uit inkomsten uit publieke middelen van 787.500 euro, waarbij het gezelschap, behalve op een structurele ondersteuning van het Fonds Podiumkunsten, rekent op een gemeentelijke subsidie van 260.000 euro per jaar. De commissie is evenwel niet op voorhand overtuigd van de haalbaarheid hiervan, aangezien het Internationaal Danstheater in het verleden geen directe subsidierelatie heeft gekend met vestigingsplaats Amsterdam.
De commissie vindt het positief dat het nieuwe profiel van het Internationaal Danstheater wordt ingezet om alternatieve inkomstenbronnen aan te boren. De geraamde inkomstenstijging uit sponsoring en bijdragen van particulieren noemt zij evenwel hoog. Hoewel de plannen ingaan op het beleid dat het gezelschap hierbij voor ogen heeft, is er volgens de commissie geen sprake van een aannemelijke onderbouwing. De ontwikkeling van de publieksinkomsten sluit aan op de cijfers uit de afgelopen drie jaar en mag volgens de commissie om die reden als haalbaar worden verondersteld. Het Internationaal Danstheater heeft in de loop der jaren een omvangrijk speelcircuit opgebouwd, waar het zijn laagdrempelige voorstellingen met succes weet af te zetten. Hoewel het Internationaal Danstheater in de aanvraag geen strategie bij tegenvallers formuleert, is het volgens de commissie aannemelijk dat het gezelschap in staat zal zijn om deze op te vangen, aangezien de verkoop van de voorstellingen in de laatste jaren geen opvallende fluctuaties heeft laten zien.
De commissie constateert dat het Internationaal Danstheater in de afgelopen jaren flinke stappen heeft gezet op het gebied van publieksbenadering. Uit de plannen spreekt een goed besef van de samenstelling en leeftijdsopbouw van de diverse publieksgroepen. De commissie merkt daarbij op dat zij er niet van overtuigd is dat de aard van het te ontwikkelen werk zal aansluiten op het beoogde bereik van vooral cultureel diverse publieksgroepen, aangezien het Internationaal Danstheater geen uitgewerkte visie presenteert om deze te bereiken. Hoewel de in de aanvraag genoemde samenwerkingspartners en coproducenten aansluiten bij de cultureel diverse speerpunten die de aanvraag formuleert, is de commissie van mening dat het gezelschap deze nog onvoldoende heeft weten te vertalen naar zijn positionering in het dansveld. De publieksbenadering die het Internationaal Danstheater voorstaat, is volgens de commissie weinig origineel en bedient zich van een inzet van marketing- en publiciteitsmiddelen die vandaag de dag ‘geëigend’ genoemd kan worden. Het gezelschap wil zichzelf als ‘merk’ in de markt zetten, maar slaagt er daarbij naar de mening van de commissie onvoldoende in om de diversiteit aan activiteiten als een geheel te presenteren. Ook meent de commissie dat het gezelschap op het gebied van communicatie nog de nodige stappen moet zetten waar het gaat om de te bereiken jongere, cultureel diverse publieksgroepen. Dat dit zal lukken, vindt zij op basis van de plannen niet aannemelijk.
Pluriformiteit
De commissie beoordeelt de bijdrage aan de pluriformiteit als neutraal.
Hoewel het gezelschap zijn voorstellingen baseert op dans van alle continenten en met livemuziek werkt, is de commissie van mening dat het werk in zijn verschijningsvorm in te delen valt binnen het genre academisch-moderne dans. Vergelijkbaar aanbod is ruimschoots vertegenwoordigd binnen het gesubsidieerde en commerciële dansaanbod in Nederland. Om die reden levert het werk van het Internationaal Danstheater geen bijzondere bijdrage aan de pluriformiteit.
Geografische spreiding
De commissie beoordeelt de bijdrage aan de geografische spreiding als ruim voldoende.
Het Internationaal Danstheater is gevestigd in Amsterdam, waar het podiumkunstenaanbod zeer groot is. Verder constateert de commissie dat dit gezelschap in de periode 2013-2015, in vergelijking met andere podiumkunstinstellingen, niet alleen een hoog aandeel voorstellingen in de grote steden van de Randstad heeft gespeeld, maar ook in andere steden en regio’s. De plannen voor de komende periode sluiten hier goed op aan. De commissie vindt dat het Internationaal Danstheater een redelijke bijdrage levert aan de spreiding.
Bijdrage talentontwikkeling
Niet van toepassing.
Conclusie
De commissie adviseert de aanvraag van het Internationaal Danstheater niet te honoreren.
Aangevraagd bedrag per jaar
527.500
Geadviseerd bedrag per jaar
0
Toegekend bedrag per jaar
0
Aangevraagd bedrag per jaar
527.500
Geadviseerd bedrag per jaar
0
Toegekend bedrag per jaar
0