Orkest van de Achttiende Eeuw
Inleiding
Het Orkest van de Achttiende Eeuw werd in 1981 opgericht op initiatief van Frans Brüggen en een aantal bevriende musici en is gevestigd in Amsterdam. Het orkest opereert als maatschap van musici, waarbij alle leden gelijk delen in de opbrengst van de activiteiten. De zakelijke leiding is in handen van directeur Sieuwert Verster. Na het wegvallen van artistiek leider en dirigent Frans Brüggen heeft het orkest besloten er vooralsnog niet naar te streven het onvervangbare te vervangen, maar om de komende periode met zo veel mogelijk verschillende dirigenten en muzikaal leiders te werken, jong en oud, bekend en onbekend, specialisten en generalisten. De missie van het orkest is het zo waarheidsgetrouw mogelijk uitvoeren van de muziek uit de achttiende en de vroege negentiende eeuw, geschreven tussen grofweg 1700 en 1850. Het orkest beschouwt zichzelf als een verzameling van vier orkesten, toegesneden op vier stijlperiodes: een Bach-orkest, een Rameau- orkest, een klassiek orkest en een Brahms/Schumann-orkest. Dezelfde musici spelen hiertoe op vier verschillende instrumentaria, in vier verschillende stemmingen en in vier verschillende stijlen.
Het orkest blijft ook de komende periode vasthouden aan vijf geconcentreerde projecten per jaar, waarbij minstens de helft van de concerten in Nederland plaatsvindt. Het plan beschrijft programma’s met verschillende dirigenten, waaronder een semiconcertante uitvoering van Beethovens opera ‘Fidelio’, in een regie van Jeroen Lopes Cardozo en onder leiding van Jonathan Darlington, en een concertante versie van ‘La Clemenza di Tito’ met dirigent Kenneth Montgomery. ‘Fidelio’ zal in het Amsterdamse Carré door het orkest in eigen beheer worden geproduceerd. Dit is een nieuwe stap voor de organisatie. Onder leiding van Daniel Reuss zal in coproductie met Cappella Amsterdam Bachs ‘Johannes-Passion’ worden uitgevoerd, waarna een tournee volgt met dirigent Harry Christophers en zijn koor The Sixteen. Met Cappella Amsterdam zal onder leiding van dirigent Andrea Marcon eind 2017 ‘Der Tag des Gerichts’ van Telemann worden uitgevoerd, en in 2018 Brahms’ ‘Deutsches Requiem’ onder leiding van Daniel Reuss en Haydns ‘Die Jahreszeiten’ onder leiding van Marcus Creed. Verder zal Maria João Pires als muzikaal leider en solist optreden met het orkest, in een programma met pianoconcerten van Beethoven. Daarnaast zullen symfonieën van Brahms worden gespeeld met dirigent Jonathan Nott. Ten slotte wordt er jaarlijks een project uitgevoerd in dubbele bezetting met studenten van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag.
In de periode 2017-2020 speelt Het Orkest van de Achttiende Eeuw veertig voorstellingen en/of concerten per jaar. Het gevraagde subsidiebedrag is 415.000 euro.
Historie
Vereniging van maatschapsleden van Het Orkest van de Achttiende Eeuw ontvangt in de periode 2013-2016 een structurele subsidie van het Fonds Podiumkunsten in het kader van de meerjarige activiteitenregeling 2013-2016.
Het Fonds volgt meerjarig gesubsidieerde instellingen door meerdere adviseurs van het Fonds de voorstellingen en/of concerten te laten bezoeken. In de periode 2013-2016 hebben adviseurs van het Fonds vijftien voorstellingen en/of concerten van negen verschillende producties van Het Orkest van de Achttiende Eeuw bezocht.
Artistieke kwaliteit
De commissie beoordeelt de artistieke kwaliteit als goed.
Het orkest, dat is samengesteld uit uitstekende musici, weet in het samenspel, de timing en de klankkleur de allerhoogste uitvoeringskwaliteit te bereiken. De ambitie om muziek uit de achttiende en vroege negentiende eeuw zo waarheidsgetrouw mogelijk uit te voeren, wordt ruimschoots gerealiseerd en het orkest legt daarbij een grote gedrevenheid aan de dag. De commissie vindt dat ook na het wegvallen van oprichter Frans Brüggen in augustus 2014, door de leden van het orkest nog steeds met veel energie en zichtbaar spelplezier wordt gemusiceerd. De uitvoeringen getuigen van goed opgebouwde spanningsbogen, heldere frasering en articulatie. Een van de hoogtepunten uit de afgelopen periode is volgens de commissie de uitvoering van Mozarts Jupiter-symfonie. Deze kwam volledig tot haar recht door spatgelijke inzetten en het levendige spel. Het werken met verschillende dirigenten heeft volgens de commissie niet in alle gevallen geleid tot de uitvoeringkwaliteit en zeggingskracht die men van het orkest gewend is. Veel lof is er echter voor uitvoeringen onder leiding van Kenneth Montgomery en Ed Spanjaard (met de Mozart- opera’s), waarin het orkest zijn unieke kwaliteit en zijn onbetwistbare plaats binnen de authentieke uitvoeringspraktijk bewijst.
De plannen voor de komende jaren getuigen volgens de commissie van zinvolle reflectie op de toekomst van het orkest, waarbij voor de eerstkomende periode de continuïteit ten opzichte van het verleden centraal staat. Tegelijkertijd is er een aantal ingrijpende veranderingen ten gevolge van het overlijden van Frans Brüggen. Het orkest kiest er uitdrukkelijk voor om geen vaste dirigent als opvolger van Brüggen aan te stellen, maar van project tot project te kiezen voor een muzikaal leider. De commissie stelt dat dit beleid heeft geresulteerd in een indrukwekkende shortlist van dirigenten en solisten voor de komende periode. Zij concludeert hieruit dat het orkest zich heeft hervonden en een nieuwe weg inslaat. De commissie vindt het daarbij een positieve ontwikkeling dat er plaats wordt ingeruimd voor repertoire dat onder Brüggen niet aan de orde kwam. Het meest opvallend daarbij vindt zij de eigen Fidelio-productie in Carré, de voorgenomen samenwerking met Opera2day en bovenal het requiem voor Frans Brüggen, geschreven door Louis Andriessen. De commissie plaatst daarbij wel de kanttekening dat de keuze voor het repertoire voor de komende periode niet altijd helder is onderbouwd. In vergelijking met het verleden is er weliswaar sprake van een veelzijdiger programma, maar zij constateert tegelijkertijd dat de nieuwe artistieke richting wat voorzichtig is ingezet.
Uitgesproken leiderschap binnen een vereniging van maatschapsleden ligt wellicht niet heel erg voor de hand. De commissie vindt dat dit voor de profilering van het Orkest van de Achttiende Eeuw in de toekomst wel noodzakelijk is.
Ondernemerschap
Het ondernemerschap beoordeelt de commissie als ruim voldoende.
De commissie constateert dat Het Orkest van de Achttiende Eeuw een werkwijze hanteert waarbij de orkestleden een maatschap vormen en in plaats van vaste honoraria een aandeel in de opbrengsten krijgen. De commissie vindt dit een interessante vorm van ondernemerschap, waarbij de individuele musici direct financieel resultaat gekoppeld hebben aan zelfgemaakte beleidsmatige keuzes. De financiële directe risico’s voor de organisatie zijn in dit model klein, omdat de musici bij tegenvallende resultaten een lagere vergoeding ontvangen. De commissie vindt dat deze organisatievorm overigens ook een nadeel in zich draagt, omdat er geen reserve is opgebouwd.
De commissie heeft waardering voor de manier waarop de organisatie de eigen inkomsten op een hoog peil heeft weten te houden. De uitkoopsommen die het orkest ontvangt, zijn voor de gehele sector hoog te noemen. De publieksinkomsten zijn in de afgelopen periode flink gestegen en volgens de commissie sterkt dat de organisatie in haar ambities om de noodgedwongen verandering door te kunnen zetten in de aankomende periode. Alhoewel de commissie de begrote eigen inkomsten grotendeels in lijn acht met de gerealiseerde inkomsten tussen 2013-2015, vindt zij de bijdragen uit private middelen behoudend ingeschat. Hierin heeft de organisatie de afgelopen twee jaar een professionalisering doorgevoerd, maar een voortzetting van deze ontwikkeling ontbreekt in de plannen. De commissie vindt daarbuiten dat de organisatie een goede spreiding van inkomstenbronnen nastreeft, waarbij zij een goede balans ziet tussen overheidsfinanciering en het verwerven van eigen inkomsten.
De commissie constateert dat Het Orkest van de Achttiende Eeuw een hoger bedrag aan subsidie vraagt bij het Fonds Podiumkunsten. Zij vindt het gezien de aard en omvang van de activiteiten aannemelijk dat de organisatie een hogere kostenstructuur voorziet. Het werken met externe (top)dirigenten leidt tot hogere financiële lasten en daarmee tot hogere financiële risico’s. Daarnaast wil de organisatie investeren in een professionalisering en verjonging van het bureau. De commissie vindt dit positief, maar zij merkt op dat die ambitie niet wordt vertaald naar de begroting, noch in de beheerslasten, noch in hogere bijdragen uit private middelen, wat vragen oproept over de concrete resultaten die de aanvrager hiermee denkt te behalen.
De commissie maakt een aantal kritische kanttekeningen bij de publieksbenadering van Het Orkest van de Achttiende Eeuw. Zij constateert weliswaar dat de publieksaantallen een stijgende lijn laten zien in de afgelopen drie jaar, maar dat de doelstellingen op dit gebied erg algemeen zijn beschreven. De aanvrager beperkt zich tot de opmerking dat op het gebied van publieksbenadering veel zal moeten veranderen en dat daartoe onder meer een jong en vindingrijk collectief is aangetrokken. Wie dit collectief vormen, welke opdracht het gaat uitvoeren en met welke doelstelling en strategie publiek wordt geworven, is niet duidelijk gemaakt. Ook vindt de commissie dat de organisatie haar doelgroepen niet goed in kaart heeft. De aanvrager stelt dat het orkest een divers publiek bereikt, onder andere doordat er regelmatig uitvoeringen plaatsvinden op niet-reguliere concertlocaties. Uit de aanvraag blijkt echter niet dat er sprake is van enige sturing of beleid op dit terrein. De commissie leest evenmin terug hoe de aanvrager een marketingbeleid zal ontwikkelen waarmee daadwerkelijk invloed wordt uitgeoefend op het publieksbereik. De aanvraag is in de ogen van de commissie op dit punt onvoldoende concreet.
Pluriformiteit
De commissie beoordeelt de bijdrage aan de pluriformiteit als neutraal.
Klassieke muziek zoals Het Orkest van de Achttiende Eeuw die uitvoert, is volgens de commissie in grote mate aanwezig op de Nederlandse podia. Zowel andere gesubsidieerde ensembles als orkesten in de Basisinfrastructuur spelen veelvuldig soortgelijk repertoire. De commissie vindt dat Het Orkest van de Achttiende Eeuw geen bijdrage levert aan de pluriformiteit.
Geografische spreiding
De commissie beoordeelt de bijdrage aan de spreiding als voldoende.
De commissie overweegt daarbij dat het orkest gevestigd is in Amsterdam, waar het podiumkunstenaanbod zeer groot is. Verder constateert de commissie dat het orkest in de periode 2013-2015 zijn concerten voldoende heeft gespreid. De voornemens voor de komende periode laten een nog iets betere spreiding zien, maar de commissie stelt dat op basis van het plan niet aannemelijk is gemaakt dat dit haalbaar is. Zij vindt dat Het Orkest van de Achttiende Eeuw hiermee een beperkte bijdrage levert aan de spreiding.
Bijdrage talentontwikkeling
Niet van toepassing.
Conclusie
De commissie adviseert de aanvraag van Het Orkest van de Achttiende Eeuw te honoreren.
Aangevraagd bedrag per jaar
415.000
Geadviseerd bedrag per jaar
gemiddeld aantal uitvoeringen per jaar
bedrag per uitvoering
Circuit klein/middel
0
0
0
Circuit groot
40
8.500
340.000
Basisbedrag
75.000
Bijdrage talentontwikkeling
0
Totaal geadviseerd bedrag per jaar
415.000
Toegekend bedrag per jaar
415.000
Aangevraagd bedrag per jaar
415.000
Circuit klein/middel
0
Circuit groot
340.000
Basisbedrag
75.000
Totaal geadviseerd bedrag per jaar
415.000
Toegekend bedrag per jaar
415.000